woensdag 28 maart 2012

Het terras; portretten in de zon




Het eerste zonnetje van het jaar brengt op het terras al veel mooie gezichten met zich mee.
Om ons heen zien wij de laatste mode en de omhulling van alle tijden dwars door elkaar heen.
Eenzame solisten als van Gogh, trekkend aan een witte sigaret en de duo’s druk geanimeerd in elkaars gezelschap als in een Petit Dejeuner.
Er zijn ook moeders, vaak mooi aangekleed en tegelijk eenzaam kijkend temmidden van hun kinderschaar.
Blonde haren van een moeder van de laatste mode golven neer als was zij plots uit het schilderij Demoiselles d’Avignon gestapt.
Ik voel haar twijfel van de dag, hoor ik nog wel bij het mondaine leven, ben ik als moeders moeder nog wel mooi?
Zij kijkt rond en nipt aan het glas cola en grapt met haar vriendin; zij is ook al een moeder, maar van een andere soort.

Ik kijk opnieuw aandachtig naar die twee vrouwen omgeven door een wolk van klein grut.
Mijn meisje is die leeftijd al voor bij.
De oudere moeder doet anders, natuurlijker wervend zij over de stoelen.
Zij heeft zich kennelijk er al aan overgegeven; aan de Idee.
Kinderen worden ouder, de volwassenen zijn al oud.
Wat maakt gelukkiger, echt weten doen we niet.

In het schilderij de aardappeleters zit een jong meisje, zij heeft dromen, maar door de aardappels niet de mogelijkheden om die dromen waar te kunnen maken.
Van Gogh zat er met zijn dromen bij en schilderde in het schaarse licht van de olielamp.
Pissarro schilderde bij gaslicht zijn Grande Jatte, een uitgaanspubliek zoals ik die ook trof.
Geen terras maar een eiland bij Parijs.

Pêcher, vlak bij mij aan een tafeltje waar twee oudere mannen elkaar hebben gevonden.
Vissen naar elkaar in het lumineuze licht van divergerende kleurstippen.
Een zonnige dag voor optische vermenging van persoonlijkheden.
Het samensmelten van levensverwachtingen en doelen tot een homogene samenleving.
Het terras van de levensportretten.
Portret in de blakende zon.

donderdag 15 maart 2012

Mijn Kunstzinnige Patio



Mijn Patio

Soms zat ik dromend in mijn patio.
Het was niet dat er werkelijk één was, maar al dromdende zat ik er lommerrijk middenin.
Op deze dagen dacht ik aan de kunst.
Het diepe voelende weten.
Het leven van alledag.

Het was op een van deze dagen dat een lotgenoot mij aansprak op mijn schilderijtjes.
De kleur sprak hem aan, niet zozeer de voorstelling.
Persoonlijk was dat voor mij geen aanval.
Het was een goede deugd.

In het leven omzeilde de kunstenaar soms bepaalde geboden.
Het beeldverbod was er een, één van de deugdzaamste.
Mijn voorouders deel.
Wanneer er slechts kleuren overbleven, dan was er geen gebod overtreden.
Mijn heerlijke patio, beschut van de wereld kon ik erin dromen.

Geen enkel beeld ontsnapte aan mijn lommerrijke gedachten.
Geen daad bleef onbestraft.
Op mijn ligbank overdacht ik de ouden.
De schijn van de dag trof mij op deze momenten even niet.

Had iedereen maar zo’n patio.
Het was zo’n een heerlijk goed.
Meerdere malen deed een verstandig mens die beelden recht, die hem zouden kunnen redden.
Wetend dat ik deze niet had vreesde ik slechts mijn achtervolgers.
Geen godenrijkdom of het vele weten bevond zich in mijn ransels.
U bent niet zoals wij, hoorde ik al vaak.
Was dit de goede kunst?

Op deze moment trok ik mij even terug in mijn patio.
Zo heerlijk rustig.
Te midden van mijn heerlijke beeldenrijkdom.
Kon ik dromen, dromen.
Een aarde hemel onder de hemelse zon.

‘Kijk en zie rond, het leven is een patio vol kunst.’