dinsdag 25 september 2012

Najaarsdag te Katwijk


Najaarsdag te Katwijk Wanneer wij parkeren op de boulevard te Katwijk regent het zachtjes. Over de duinenrij hangt een glijder boven duinen en zee, hij hangt er vrij zoals de vogels in de diep donkere lucht. Ver boven zee breken de wolken open, zij laten de zon vrij over de gebogen horizonten. We lopen het strand op in gelijke korte passen door het rulle zand. De zee-engte laat de golven vrij om de boten op de rede, zoals de getallen die mijn computer besturen de data vrij laat via de binaire structuren. Drie is de afgeleide van negen en een plus negen is tien. De logica omvangt mij gezin zoals de zeewind die fris door onze haren harkt, de gedachten komen met het schuren van de wind los en gaan vrij. Vrij als de vogels op de wind. ‘Krijg ik wat te drinken papa?’, mijn dochtertje Lysanne kijkt vragend met grote vraagogen. ‘Ja, straks is er drinken en een taartje.’ Mijn woorden doen wonderen voor haar kleine voeten. Samen gaan we zonder morren de zeereep af, in de richting van Scheveningen. Het Kurhaus zal nu druk zijn en de mensen lopen er zwijgend over de pier. Roze laarsjes klotsen in het water en de golven spelen het spel met het zand, een massa materie die de zomer se dagen vergeten lijkt te zijn. Geen schepjes in de branding of een verdwaalde standbal. Bij de standopgang niet meer de geur van zonnebrand en zomerse muziek, maar het ronken van terreinwagens die de zomer stukje bij beetje aan hat afbreken zijn. Een wagen loopt vast in het zand, terwijl hierdoor de fysica van het terrein vergeten lijkt te zijn. Schelpen anders dan de zomer zonder de talloze mosselen, opengebroken door hongerige kaken. De snavels zijn met de meeuwen landinwaarts, de voorjaarsstormen vooruit. Ik denk aan de fysica en aan het gaan door vreemd terrein. Golven worden krachten en de wind een eindeloze stroom van data. Een gedachte aan informatie verpakt in pulsen langs sterren en stelsels, het onbekende in Higgs deeltjes voorbijgaand. Nul is een maal nul, maal nul; ik ga verder en kijk opzij naar Wyna, de wind in haar haren. Mijn kleine dochter gaat ons vooruit. Zo zal het altijd blijven langs de vloedlijn. Niets bestaat hier niet. Alles is materie. Samen vooruit, de kleinsten onder ons het verst de toekomst in. Voorbij ons leven de oneindigheid binnen, de bloeiende tak aan de ooit zo dode olijfboom.